Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En zij zeiden: Die man [8]vraagde zeer nauw naar ons, en naar onze maagschap, zeggende: Leeft uw vader nog; hebt gij nog een broeder? Zo gaven wij het hem te kennen, [9]volgens diezelfde woorden; [10]hebben wij juist geweten, dat hij zeggen zou: Brengt uw broeder af? 8. Hebr. vragende vraagde hij. 9. Hebr. naar den mond derzelver woorden; dat is, naar den eis der woorden, die hij ons voorgesteld had. 10. Hebr. zouden wij wetende weten.